De plaats van een cv-radiator in het circuit bepaalt de waterdruk op die radiator en daarmee de doorstroomsnelheid. Daardoor kan hij te snel of juist te traag stromen, en als sommige radiatoren te veel water “nemen”, krijgen andere daardoor juist te weinig. De installatie als geheel werkt dan traag en inefficiënt, waardoor een krachter ketel en pomp nodig zijn en kamers ongelijk warm worden. Daarom hebben radiatoren doorgaans stelmechanismen in het binnenwerk van de kraan en/of in het voetblok. Ze zijn bedoeld om de installatie zo efficiënt mogelijk te laten functioneren. Dit “waterzijdig inregelen” is bij de aanleg echter lang niet altijd (goed) gebeurd, of het circuit is naderhand gewijzigd. Bij cv-tuning worden de onevenwichtigheden alsnog opgeheven, zodat “waterzijdige balans” ontstaat. Dat is alsof je steeds gereden hebt met de auto op de handrem en hem er nu af haalt. Er is dan minder ketel‑ en pompvermogen nodig dan bij een installatie in “onbalans” en dus worden de ketel en pomp vervolgens zuiniger ingesteld. Dit samen heet cv-tuning.