Voor een grote besparingsmaatregel is vaak flink wat geld nodig. Gelukkig zijn er kansen om de kosten te drukken. Het beste nieuws is, dat je je investering vanzelf terug verdient middels een lagere energierekening. Bovendien wordt het leven in huis meteen aangenamer.
De rijksoverheid komt regelmatig met subsidieregelingen voor energiebesparing. Momenteel is de Regeling Reductie Energiegebruik Woningen (RREW) actief. De regeling werkt via de gemeente. Binnenkort horen we van onze gemeente, waarvoor en hoe bewoners van de RRE gebruik kunnen maken. Op deze plaats houden we je op de hoogte.
Gemeente Zutphen biedt haar inwoners de Toekomstbestendig Wonen Lening (TWL) aan. De lening is bedoeld voor huiseigenaren die hun woning willen verbeteren maar over onvoldoende financiële middelen beschikken. De lening heeft een lage rente en kan worden ingezet voor duurzaamheidsmaatregelen, asbest verwijderen uit daken, repareren van de fundering en slopen van opstallen. Let wel op, geld lenen kost geld!
Voor eigenaren zonder geld voor maatregelen heeft de gemeente samen met WOAB een oplossing: WOningABonnement. WOAB neemt jouw investering over en je betaalt terug met jouw lagere energierekening.
Voor VvE's die energie willen besparen in hun gebouw en appartement(en) is de Subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH) weer actief. De subsidie mag ook besteed worden om een procesbegeleider in te huren (zie onder Samen besparen).
En dan is er nog het Nationaal Warmtefonds (NWF, vh Nationaal Energiebespaar Fonds). Het fonds verstrekt sinds 2014 de Energiebespaarlening: een lening waarmee particuliere woningbezitters, VvE’s en scholen de verduurzaming van hun gebouwen kunnen financieren. Ook hier geldt: geld lenen kost geld.
Lokaal, groen, persoonlijk en ik ben nog goedkoper uit ook. Een unieke club!
” Joyce de JongeMijn energieleverancier moet duurzame energie leveren èn betaalbaar en lokaal zijn. Al deze componenten vond ik bij ZE.
” Emel SahanIk kies bewust voor energie van een lokale coöperatie. Hier vind je nog de menselijke maat.
” Martin Veul